Biografie

Leendert Houtekamer 1956 - 2020


Leendert Houtekamer legde zich als beeldend kunstenaar en  beeldhouwer

bijna uitsluitend toe op het vervaardigen van portretten.

Doorgaans nam hij een persoon, een individu als uitgangspunt voor het maken van een ruimtelijk beeld. Vaak gaf hij de voorkeur aan een persoon met een rustige uitstraling, die hem inspireerde tot het modelleren van een verstild beeld. De toonzetting van zijn werk is ingetogen van aard.


In de loop van de jaren heeft hij diverse portretopdrachten (meestal in brons gegoten) uitgevoerd voor particulier bezit maar ook voor scholen en bedrijven. Daarnaast was hij ook betrokken bij  het ontwerp en uitvoering van diverse creatieve projecten. Zo heeft hij in samenwerking met Ilse Voorhoeve belevings- en activiteitenkasten ontwikkeld voor een zorgcentrum in Goes.


Leendert Houtekamer (11-09-1956 - 19-04-2020) is geboren in het Zeeuws Vlaamse Axel en overleden te Goes.

Hij heeft de volgende opleidingen genoten: Lerarenopleiding TeHaTex aan het Mollerinstituut in Tilburg (1975-1980), Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg (afgestudeerd 1982), Opleiding bij diverse vakmensen op het gebied van het beeldhouwen in steen, bronsgieten en het keramisch vormgeven. Vanuit zijn beeldhouwpraktijk/atelier gaf Leendert ook cursussen op het gebied van kunstzinnige vorming aan volwassenen.


Wat karakteriseert de beelden Leendert Houtekamer

De toonzetting van zijn werk is ingetogen van aard. Het is niet het zoeken naar ingewikkelde poses/standen, maar naar de eenvoudige menselijke verschijning, zoals die zich aan ons voordoet. Kijkend naar de vormgeving houdt dit in, dat hij afzag van al te vergaande detaillering. Het doel was: alleen die details, zoals bijvoorbeeld om plooival te gebruiken, die effectief zijn in het beeld. Details moeten passen in een patroon dat bepalend is voor de ritmische opbouw van een beeld. Vaak zijn dat geometrische patronen. Ook ten aanzien van de contouren probeerde hij af te zien van allerlei grilligheden. De diverse contouren, die het volume van een beeld omschrijven dienen zoveel mogelijk doorlopend van aard te zijn.